Eric Schoenmaker

“Het leuke van het vak schrijven is dat je het nooit leert.”
Simon Carmiggelt

Blog

Ganzebordmanagement en ganzenbordpolitiek.

Kijk eens door een andere bril naar spelletjes; Deel 1

  • 4 juni 2018
  • Aantal weergaves: 2817
Ganzebordmanagement en ganzenbordpolitiek.

Er wordt vaak gesproken over "het politieke spel" en ook zijn er veel managementgames. Toch verwachten we van managers en politici dat ze serieus met hun werk omgaan. Helaas betrappen we ze te vaak op ganzenbordpolitiek of ganzenbord-management.

Laat ik die, zelfverzonnen, term eerst even uitleggen.

Voor hen die ganzenbord niet kennen laat ik het kort uitleggen. Het spelbord bestaat uit 63 elkaar opvolgende vakjes. Iedere speler krijgt een eigen pion (of gansje) waarmee hij of zij moet proberen zo snel mogelijk op vakje 63 te komen. Om vooruit te komen moet de speler met 2 dobbelstenen gooien, waarna de speler zijn of haar pion (of gansje) net zoveel vakjes vooruit mag plaatsen als de som van het aantal gegooide ogen. Op het bord zijn enkele vakjes niet voorzien van het betreffende nummer, maar met één tekeningetje. Dat wil zeggen dat er wat speciaals is wanneer een speler met zijn of haar pion (of gansje) op dat vakje komt. De betekenis staat in de spelregels en varieert van een beurt overslaan (19: de herberg), een paar plaatsen terug (42: doolhof) tot opnieuw beginnen (58: de dood). Sommige vakjes bevatten de tekening van een gans, in dat geval mag de speler zij of haar pion (of gansje) nogmaals het aantal gegooide ogen vooruit plaatsen.

En als bonus. Als je bij begin 4 en 5 gooit mag je meteen naar vakje 53. Gooi je 3 en 6 dan mag je naar vakje 26.

Simpel spel, uren speelplezier.

Goed, nu we allemaal weer op hetzelfde kennisniveau zitten, kunnen we verder. Wat bedoel ik nu met ganzenbordpolitiek? Of ganzenbord management? Wel: regeltjes die onzinnig zijn of die je de indruk geven dat je er beter van wordt terwijl in realiteit je genaaid wordt.

Laat ik met dat laatste beginnen.

Stel dat de regel voor 4 en 5 gooien en 3 en 6 gooien er niet zou zijn. Op het eerste gezicht is dat in het nadeel van deze spelers zou je denken, maar hoe zit het echt? Je gooit 4 en 5 of 6 en 3, in totaal 9 dus, als eerste worp. Je mag naar vakje 9 en daar vind je een gansje, dus mag je nogmaals 9 vakjes vooruit en kom je op vakje 18. Daar staat weer een gansje en zo kom je op vakje 27. Waar ook een gansje staat, waardoor je naar het gansje op vakje 36 komt. Via dat gansje ga je door naar 54. Waar je het laatste gansje treft die je doorstuurt naar 63. Dat is het laatste vakje en je bent dus "binnen". En omdat het je eerste beurt was, mogen we aannemen dat je gewonnen zou hebben.

De aanvullende 45 en 36 regel maakt je situatie dus slechter en niet beter. En dat geeft ook meteen aan hoe dit regeltje ontstaan is.

De uitvinder van ganzenbord, laten we hem eenvoudigweg mijnheer Gans noemen. Had een mooi spel verzonnen met 63 vakjes en gansjes en een doolhof, herberg en de dood. En toen begon het proefspelen. Samen met zin vrouw probeert mijnheer Gans het spel een aantal keer uit. Bij de tweede keer gooit mevrouw gans een 4 en een 5. Ze loopt via de gansjes op 9, 18, 27 e.v. naar vakje 63. Maar dat was de bedoeling niet, denkt mijnheer Gans. En dus bedenkt mijnheer Gans een aanvullende regel die dit voorkomt.

Maar er waren zoveel eenvoudigere oplossingen. Verwijder het gansje bij 45. Of verplaats het naar vakje 44. Ikzelf zou het ingewisseld hebben met vakje 58 (de dood), zodat iedereen die 9 gooit gewoon meteen op opnieuw moet beginnen.

En dat zien we in de politiek ook steeds. Als een wet niet het beoogde effect heeft, moet er gekeken worden hoe die wet aan te passen, maar de politiek komt meestal alleen maar met aanvullende wetten die de hele zwik onzinnig complex maken. Anders moet de politicus die de originele wet verzonnen heeft toegeven dat zijn (of haar) wet niet goed was, nu kan hij of zij het erbij houden dat er nog wat kleine aanpassingen nodig zijn. En helemaal opnieuw beginnen klinkt ook wel als een erg vermoeiende klus.

Ook in het bedrijfsleven zien we dat steeds vaker. Managers die de regels over hoe omgaan met het toewijzen van vrije dagen met steeds complexere aanvullende regels. We beginnen met: geen vrij in de drukste periode, maar dat blijkt wat lastig, voor mensen met schoolgaande kinderen omdat de drukste periode gelijk valt met de schoolvakantie. Dus er wordt voor hen een uitzondering gemaakt: Alleen mensen met schoolgaande kinderen kunnen in de drukste periode vrij nemen. En dan hebben we nog kinderloze werknemers, waarbij de partner aan de bouwvak vast zit. Dus nog maar een uitzondering. En dan hebben we nog een paar afdeling waar de drukte minder is dan in de rest van de organisatie.  Dus voor die afdelingen ook maar ene uitzondering maken.

Regel op regel op regel.

 

Wat is er mis met het oer-Hollandse "We komen er samen wel uit"?
Als je bij ganzenbord in je eerste beurt 4 en 5 of 6 en 3 gooit, overleg je met de andere spelers naar welk vakje je mag. Zou dat niet perfect kunnen werken?